Burger & overheid
Op deze pagina
Vertrouwen in overheid van Nederlanders is sinds de coronacrisis gedaald, maar nog niet historisch laag.
- Het vertrouwen in de Tweede Kamer en regering fluctueert al jaren. Sinds de coronacrisis is het vertrouwen van Nederlanders in de Tweede Kamer en overheid na een sterke stijging ook weer sterk gedaald, maar nog niet lager dan het vertrouwen in 2013.
- Het vertrouwen van Amsterdammers in de nationale overheid en de gemeente is tussen juni 2020 en september 2021 gedaald. De daling van vertrouwen in de nationale overheid was sterker (-30 procentpunten) dan de daling in het vertrouwen in de gemeente (-11 procentpunten).
Strategische vragen
Amsterdammers met een laag inkomen en lage opleiding hebben minder vertrouwen in instellingen. Er is een groep burgers met weinig vertrouwen die zich niet gehoord voelt door de overheid.
- Gevraagd naar het vertrouwen in instellingen geven Amsterdammers vooral aan vertrouwen te hebben in de rechtsspraak (53 procent) en in de Amsterdamse politie (50 procent). Het minste vertrouwen hebben ze in Amsterdamse wethouders (22 procent).
- Hoogopgeleide Amsterdammers hebben over het algemeen meer vertrouwen in instellingen dan laag- en middelbaar opgeleiden. Ook zijn zij minder positief over de politiek (figuur 2). Laag- en middelbaar opgeleide Amsterdammers zijn het bovendien vaker eens met de stelling dat de tegenstellingen tussen de elite en de gewoner burgers groter zijn dan tussen burgers onderling, en zij zijn het minder vaak eens met de stelling dat politici bekwame mensen zijn die weten wat ze doen.
- Uit onderzoek blijkt dat verlies van vertrouwen in de overheid zich volgens een vast patroon ontwikkelt. Negatieve ervaringen ontstaan onder andere door de onzichtbaarheid van de overheid, ongelijke behandeling en/of doordat mensen zich niet gehoord of gezien voelden. Vervolgens veralgemeniseert men deze persoonlijke ervaring en vindt bevestiging bij gelijkgestemden, bijvoorbeeld op sociale media.
Politieke participatie in Amsterdam verschilt per stadsdeel en bevolkingsgroep.
- De stemopkomst in Amsterdam volgt de landelijke stabiele trend en ligt steeds dichter bij het landelijke gemiddelde, maar is met name in Nieuw-West en Zuidoost relatief laag (figuur 3). Hoopgeleide Amsterdammers zonder migratieachtergrond zijn het meest geneigd te stemmen. Jongeren stemmen ook relatief minder vaak, zowel hoog- als laagopgeleide jongeren. Uit onderzoek blijkt dat niet stemmen eerder voortkomt uit een gebrek aan interesse dan uit afkeer van de politiek.
- Amsterdamse jongvolwassenen (18-29 jaar) hebben meer interesse in politiek (63 procent) dan landelijk (53 procent onder 18-34-jarigen). Net als landelijk hebben hoogopgeleide Amsterdammers vaker interesse in politiek (76 procent). Dit geldt ook voor Amsterdammers zonder migratieachtergrond (ook 76 procent). De interesse in politiek het laagst onder Amsterdammers met een Turkse migratieachtergrond en onder lager opgeleiden.
Amsterdammers ervaren onvoldoende politieke invloed.
- 43 procent van de Amsterdammers ervoer in 2019 onvoldoende invloed op wat er voor de stad wordt besloten (Staat van de Stad 2021, OIS). In 2017 was dit nog 49 procent (figuur 4).
- We zien daarnaast dat 21 procent onvoldoende manieren ervaart om hun mening te geven (figuur 4). Met andere woorden: onder de groep die voldoende mogelijkheden ervaart om een stem te laten horen zijn ook Amsterdammers die onvoldoende invloed ervaren.
- De groep die voldoende invloed ervaart is met 13 procent gelijk gebleven.
Kwart Amsterdammers zet zich in voor de buurt of stad
- 27 procent van alle Amsterdammers heeft zich het afgelopen jaar alleen of samen met anderen ingezet voor een onderwerp dat met wonen in de buurt of de stad te maken heeft (Staat van de Stad 2021, OIS). Tussen de stadsdelen zijn grote verschillen te zien: in Centrum, Nieuw-West en Noord is de inzet relatief hoog, in Zuid juist relatief laag.
Dienstverlening speelt een belangrijke rol in de relatie tussen burger en overheid.
- Hoogopgeleiden maken bijna twee keer zoveel gebruik van de online dienstverlening van de gemeente dan Amsterdammers met een lage opleiding. Hoogopgeleiden en mensen met een hoger inkomen, hebben ook veel minder vaak hulp nodig bij het regelen van dingen op internet (OIS 2018). Medewerkers van de Stadsloketten geven aan dat er een groep is die voor het regelen van hun zaken afhankelijk is van het Stadsloket. Dit gaat bijvoorbeeld om mensen zonder internet of DigiD, anderstaligen die zich niet redden in het Nederlands of Engels en digibeten en laaggeletterden.
- Amsterdam biedt verschillende regelingen aan voor minimahuishoudens. De gemeente bereikt minimahuishoudens vooral goed met regelingen voor kinderen en/of huishoudens met kinderen (88 procent).