Keuze C

Instandhouden op niveau Sober

Financiële impact belangrijkste maatregelen

notificationsDe bedragen zijn een hoog-over indicatie ter ondersteuning van gesprekken over de verschillende mogelijkheden op dit dossier. Dit kan zonder verdere uitwerking niet in beleidsplannen opgenomen worden. Het hier weergegeven bedrag is alleen een optelsom van de inschattingen voor de genoemde maatregelen en daarmee geen complete inschatting van benodigde financiële middelen voor deze keuzerichting.

Inschatting van financiële impact in € miljoen

Impact op de exploitatie

2023-2026

2027-2030

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal

408,8

436,4
41,1
89
103
107,7
109,1
109,1
109,1
109,1
109,1

Impact op de investeringsbehoefte

2023-2026

2027-2030

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal

798,3

1003,6
51,6
104,5
198
244,9
250,9
250,9
250,9
250,9
250,9

Onderbouwing

De nu bestaande assets in stand houden
De kosten om de huidige objecten op niveau Sober in stand houden zijn gebaseerd op een realistisch uitvoerbaar ingroeiritme naar de normkosten Sober.

De normkosten Sober zijn in 2021 via de bestuursopdracht Normkosten Stadsbehoud extern getoetst.
De normkosten zijn de kosten die jaarlijks gemiddeld nodig zijn voor beheer en onderhoud, op basis van de huidige areaalomvang en het gewenste kwaliteitsniveau. Ze vormen een goed ijkpunt voor de gemiddelde jaarlijks benodigde beheerinspanning op de lange termijn. De normkosten zijn dus niet gelijk aan wat je jaarlijks moet uitvoeren aan beheer en onderhoud: Daarvoor kijken we, naast de normkosten, ook naar de programmering (de daadwerkelijk geïdentificeerde werkvoorraad) en de realisatie (wat we kunnen uitvoeren) (de Stadsbehoudmethodiek). Daaruit is het volgende ingroeiritme naar de normkosten naar voren gekomen als realistisch uitvoerbaar. Hierin zijn opgenomen: de knelpunten op dagelijks onderhoud, exploitatie, groot onderhoud, instandhoudingsmanagement en vervanging van alle assets, het Amsterdamse Bos, en programma Bruggen en Kademuren.

De volgende zaken zijn niet in deze raming opgenomen:
- De knelpunten op gebied van beheer en onderhoud door de areaaluitbreiding van Weesp. Het areaal van Weesp is op het moment van schrijven nog niet financieel overgedragen aan de gemeente Amsterdam. Vanaf de Voorjaarsnota 2023 zullen eventuele knelpunten op gebied van de onderhoudsbudgetten voor het areaal Weesp integraal meegenomen worden in de besluitvorming van programma Stadsbehoud.
- Het benodigde budget voor beheertaken van Water uitgevoerd door Waternet.
- Het benodigde budget voor groot onderhoud en vervanging tunnels vanaf 2027 (voor groot onderhoud en vervanging tunnels zijn nog geen normkosten bekend).
- De kosten voor het apparaat van de organisatieonderdelen Stadswerken en Verkeer en Openbare Ruimte.
- Een deel van de noodzakelijke budgetten voor beheer en onderhoud van de asset water (de budgetten die daarvoor in bovenstaande financiële uitwerking zijn opgenomen zijn nog onzeker).
Inzetten op beheerniveau Sober
Opgenomen in kosten maatregel 'de nu bestaande assets in stand houden'.
Beperkte bijdrage aan Stadsverbetering
Grove inschatting is dat er door het uitstellen van Stadsverbeteringen tot absoluut einde levensduur jaarlijks ongeveer € 0,7 miljoen op de exploitatie en € 5,2 miljoen op de investeringen van Stadsbehoud zou kunnen worden bezuinigd. Dit bedrag is slechts een indicatie. Afhankelijk van de daadwerkelijke spreiding in uitvoeringsplanning van de stadsverbeteringsprojecten kan het bedrag per jaar afwijken.

De onderbouwing is als volgt: in het geactualiseerde bestedingsvoorstel SMF (Stadsverbetering) van december 2021, draagt programma Stadsbehoud (beheer en onderhoud) € 50 miljoen bij aan Stadsverbeteringsprojecten in 2022-2026 omdat op die plekken ook onderhoud nodig was in de komende 1-10 jaar (12 procent vanuit de exploitatie, en 88 procent vanuit de investeringen). We doen hierbij ten behoeve van de berekening de aanname dat ongeveer 60 procent van de Stadsverbeteringsprojecten waar Stadsbehoud aan bijdraagt wordt uitgevoerd voor einde levensduur. Daarnaast nemen we aan dat in die aangenomen 60 procent van de gevallen, het gaat om een vervroeging van 1 tot 5 jaar voor einde levensduur (gelijke spreiding). Als we er vanuit gaan dat de projecten waarin dit het geval was ook qua uitvoeringsplanning gelijk gespreid zijn over de jaren, levert dit een naar-achter-schuiving van benodigd onderhoudsbudget op. We gaan er van uit dat we als we onze werkwijze niet zouden aanpassen, dit voor de volgende jaren (2027-2031) een gelijkaardig bedrag zou betreffen.

Het intrekken van eerder afgesproken bijdrages kan verregaande (financiële) impact hebben op geplande Stadsverbeteringsprojecten. Die effecten zijn in deze berekening niet meegenomen.
Menu